een geweldig cadeau naar bestelformulier

Storm in een glas water?

Zondagavond komen we thuis na een weekendje strand. Onze oudste zoon vraagt meteen of we rekening hebben gehouden met de storm die op komst is. Hij doelt dan op het vastzetten en opruimen van spullen aan het strandhuis. 

  'Hoe erg gaat het worden dan?' vragen wij, geheel onwetend over de weersverwachtingen. 

  'Erg!' is het antwoord. 

Hij heeft allerlei sites geraadpleegd en gelezen over golven van wel vijf meter hoog. Dat doen surfers. Hij gaat diezelfde avond nog naar het strand om te kijken of er nog spullen veilig gesteld moeten worden. Daar aangekomen waarschuwt hij zijn zusje van vijftien, die wij, domme ouders ‘achteloos’ op het strand hadden achtergelaten. Dat ze toch echt met die storm op komst niks te zoeken heeft op strand. Ze luistert niet. 


Als we maandag uit ons werk komen horen we van onze jongste zoon, dat zijn zus bij haar vriendin thuis gaat slapen of anders op het strand blijft. We hopen op de eerste optie, maar als we met de ouders van de vriendin bellen krijgen we te horen dat de dames weer naar het strand vertrokken zijn. Lekker is dat. Misschien dat de vader van de vriendin ze nog kan overreden om toch thuis te gaan slapen; hij moet toch nog even naar het strand om iets te regelen. 


Het weeralarm wat eerder die avond is afgegeven, wordt weer ingetrokken. Zal het dan toch meevallen? Maar als ze nou gaan surfen? Als ze nou denken: ‘Gaaf die golven, die zijn voor ons?’ Ze zijn niet kinderachtig, die meiden. Ik zie beelden voor me van de meiden die met de surfplank vanaf de vlonder de zee induiken. Als ze uitgesurft zijn zeilen ze misschien zo met surfplank en al de vlonder weer op, regelrecht de doucheruimte in. 


Om 21.00 uur krijgen we te horen dat ze niet van plan zijn naar huis te komen. Dan gaan we die van ons nu halen, beslissen we resoluut. Die mededeling komt over want even later belt de vriendin. 

  'U hoeft ons niet te halen, wij komen wel naar huis.' 

Ik krijg ook te horen dat onze dochter nog steeds in de zee ligt maar als ze er uit komt zullen ze vertrekken. Pas rond 22.30 uur krijg ik nog een telefoontje van de vriendin, ze zijn onderweg!


Woest is ze! Waar waren we eigenlijk mee bezig? De deur valt harder in het gat dan goed voor de deur en onze oren is. Ze komt nog wel even terug met een belofte.

  'Als het morgen niet stormt, dan geloof ik jullie nooit meer!' 

De deur krijgt nog zo’n genadeklap te verwerken die duidelijk voor ons bedoeld is. 


Prima geslapen, maar de ochtend begint angstvallig stil. Stilte voor de storm, hopen we. Veel te bang dat onze dochter zich aan haar belofte zal houden. Ze slaapt nog. Rond 08.15 uur begint het te regenen, enige tijd later ook te waaien, maar om nu te zeggen, heftig weertje... nee. Dat belooft wat als we vandaag thuiskomen van ons werk.

 

Ze is er niet. Ook niet tijdens het eten. We vermoeden dat ze weer bij haar vriendin is. Na het eten gaat manlief naar het strand om te zien hoe alles er bij ligt. Ze komen ongeveer gelijk thuis, dochter- en manlief. Hij met broekspijpen tot zijn knieën onder het schuim. Over zijn schoenen zullen we het niet hebben. Zij begint meteen over het welkomsbord bij de opgang dat helemaal aan barrels is. Hij over de stoelen en banken die bij het paviljoen en de reddingsbrigade waren beland. Het duurt niet lang meer of het dringt eindelijk tot ons door dat ze dus toch wéér naar het strand is gegaan. Ze heeft tot haar heupen in de sop van de zee gelopen, bekent ze luchtig. Natuurlijk roepen wij een: ‘Zie je nou wel!’ Ze haalt haar schouders op.

  'Ik had toch nog spullen kunnen redden.' 

Ze zal het laatste woord hebben.